Sieraden bij de mannenkleding

Gouden knopen

Het boordje van het hemd, ook befje genoemd wordt gesloten met twee gouden keelknopen. Deze hebben een halfbolle vorm, zijn overwegend glad en bovenop versierd met filigrain rondom een klein bolletje. Jongensknopen zijn meestal zilver.

Zilveren ketting en knoop

De Volendammer man droeg op zijn ‘blempie’ aan de rechterzijde een eivormige, holle zilveren knoop en aan de linkerzijde een zilveren ketting. Af en toe kwam er ook een geheel bolvormige vorm van deze knoop voor. De bolvormige knoop werd genoemd een amberappel of pomander (verbastering van pomum ambrea) en bestond uit twee helften die men kon losschroeven om er reukstof in te doen, bijvoorbeeld amber. Dat was een kostbaar product uit de darm van een potvis, een wasachtige stof met een aangename muskusgeur en werd beschouwd als een middel ter voorkoming van pest, cholera en andere besmettelijke ziekten. Deze sieraden hadden wel degelijk een praktische functie en vormden in vroeger eeuwen een eenheid. De ketting was oorspronkelijk bevestig aan de knoop en bestond uit zilveren schakels met een lengte van 96cm. Hij diende niet alleen als sluiting onder de hals, maar hiermee kon de knoop, gevuld met reukstof, van binnen langs het hemd naar beneden in de broek worden gestopt. Met zo’n amberbol was het in ieder geval qua geur uit te houden. Op een schilderij uit 1601 komt deze zilveren knoop al voor. Het is één van de oudste elementen in onze klederdrachttraditie. In later eeuwen zijn ze tot een sieraad geworden, ofschoon ze ook nog als sluiting van de jas hebben gediend.

Klapstukken

Op de klap van de mannenbroek waren twee sierknopen aangebracht, die echter wel functioneel waren. Deze klapstukken droegen de naam van: klepstukken, paardrijders, zilveren rijers, staande ridders, putjes, enzovoort, al naar gelang de voorstelling die op de munten stond. De knopen waren met een ring en twee oogjes verbonden met een geldstuk van kleiner formaat. Indertijd noemde men de ronde, bollende zilveren sierknopen op de mannenbroeken klapstukken. De klapstukken met bijbelse voorstelling zijn nagegoten en worden op Volendam putjes genoemd. De meest bekende vorm hiervan zijn met de afbeelding van Christus met de Samaritaanse vrouw.

Zilveren gespen

De mannenschoen sloot van boven dicht met een leren riempje, dat met behulp van een gesp was vastgemaakt. Deze gesp was van zilver en ovaalvormig. In het midden zat een pin, die door het gaatje van het leren riempje stak. De buitenzijde van de gesp was met een zilveren rand versierd. Op de schoenen van de jongens zaten nikkelen gespen. De oude schoengespen uit de 19e eeuw waren veel groter van formaat en werden zowel door mannen als door vrouwen gedragen.

Horloge met ketting

Veel mannen hadden, toen horloges mode werden in de burgerdracht, een zakhorloge dat tussen de broeksband zat en waarvan de ketting over de broekband hing.

Vrijheid-blijheidknopen

Als sluiting van het witte blempie, dat rond 1900 nog werd gedragen, is maar één model zilveren knopen bekend. Het vertoont de Nederlandse maagd met een vrijheidshoed op een stok. Dit soort zilveren knopen is ontleend aan munten die gebruikelijk waren in de 18e eeuw in de Republiek der Zeven Provinciën. De maagd was daar omringd door een Latijnse tekst: HANC TUEMUR HANC NITIMUR (Haar steunen wij, op haar vertrouwen wij). Op de zilveren knopen is de tekst veranderd in: Vrijheid, blijheid (in alle spellingsvormen). In Volendam lijkt de keuze voor de maagd met vrijheidsmoed samen te hangen met het daar beleden rooms-katholieke geloof, waarmee men in die tijd overigens een minderheid vormde binnen de Gemeente Edam, waartoe Volendam behoorde. In de late 18e eeuw, tijdens de strijd tussen de patriotten en prinsgezinden, kon men onder andere door middel van zilveren kostuumonderdelen uitdragen bij welke partij men behoorde. Roomsen, oud-katholieken, doopsgezinden, luhteranen en remonstranten kozen meestal voor de patriotten. Prinsgezinden gaven de voorkeur aan knopen met een beeltenis van Prins Willem V. Dit ‘kleurbekennen’ komt op meer gebruiksvoorwerpen voor, bijvoorbeeld op tabaks- of snuifdozen.

Oorringen

De mannen droegen tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw ronde platte gouden oorbellen, die aan de onderzijde soms versierd waren met drie verhoogde bolletjes. Deze bolletjes waren het symbool van geloof, hoop en liefde.